Het Veer
Het Veer |
Het Veer speelt in 1348. Een naamloze ik-verteller zwerft door Europa, voor de ‘zwarte dood’ uit reizend. Bandeloos en goddeloos als hij is, en bovendien voorzien van ‘bepaalde uiterlijke kentekenen’, heeft hij wel eens gedacht de duivel zelf te zijn. Onderweg laat hij zich per veerboot de rivier overzetten. Hij is in gezelschap van een vijftal medepassagiers. Als de groep de overzijde bereikt heeft, en iedereen met uitzondering van de veerman en de ik-verteller zijn reis heeft vervolgd, blijkt er onder het zeil op de bodem van de veerboot al die tijd een door de pest verminkt lijk te hebben gelegen.
Het veer bevat naast de titelnovelle de volgende korte verhalen: De bruine vriend, De oubliette en De verdwenen horlogemaker.